Clarissenzorg

Krijn Pansters, “Zorg als contemplatie / contemplatie als zorg bij de vroege clarissen”, in: Franciscaans Leven 104 (2021), 54-62.

In menig opzicht lijken contemplatie en zorg elkaar uit te sluiten. Contemplatie vormt de crux van het contemplatieve leven, dat in essentie inwaarts gericht is, terwijl zorg een centraal kenmerk van actieve, uitwaarts-gerichte spiritualiteiten is. Deze tegenstelling is ook te vinden in de franciscaanse spirituele traditie, maar het is slechts een ogenschijnlijke tegenstelling. De franciscaanse broeders, die zich geroepen voelden de wereld in te gaan om er ‘ieder menselijk schepsel onderdanig te zijn’ en ‘het woord van God te verkondigen,’[1] namen ook deel aan de liturgische cycli en contemplatieve praktijken van hun kloosters. Voor Franciscus was gezamenlijk en persoonlijk gebed een onmisbaar onderdeel van het bedelbestaan, dat daarom echt ‘actief-contemplatief’ genoemd kan worden. Clara en haar zusters combineerden eveneens zorg met contemplatie, maar dan niet zoals de broeders – afwisselend prekend en biddend en vooral bezig met zielzorg. De zusters leefden hun contemplatieve leven als een vorm van zorg, dus door zorgzaamheid, veel directer dan de broeders, te ervaren als een centraal kenmerk van hun contemplatieve praktijk. In stricte beslotenheid en zonder zorgtaken buiten de deur (zie hieronder), streefden zij niettemin in dezelfde geest van ‘broederlijke’ liefde, dienstbaarheid en toewijding hetzelfde ideaal van minoritas na.[2] Net als de mannelijke franciscaanse spiritualiteit van rondgaan en bedelen moest de vrouwelijke franciscaanse spiritualiteit van samenzijn en bidden geheel vrij zijn van ‘wereldse zorgen en bezigheden (cura et sollicitudine)’[3] maar niet ‘zorgeloos’ zijn, want zorg voor de hemelse Vader, voor de spirituele moeder, voor de ziel en voor elkaar was continu cruciaal. Deze vier categorieën van clarijnse contemplatieve zorg zijn dan ook het onderwerp van dit artikel.[4]

Zorg ontvangen

Eerst moet echter benadrukt worden dat zorg door de vroege clarissen voorafgegaan wordt door zorg voor de zusters: door God, door de Kerk, door Franciscus met zijn broeders en door anderen, vooral weldoeners en verwanten.[5] God zorgt door zijn ‘barmhartigheid en genade,’[6] zijn ‘overstromende barmhartigheid en liefde’ en zijn ‘overvloedige vriendelijkheid voor ons.’[7] Christus, zo stelt Clara in haar Tweede Brief aan Agnes, is ‘de gulle Gever van genade, uit wie naar wij geloven elke beste gave en ieder volmaakt geschenk uitstromen.’[8] De Kerk (in de personen van paus en bisschop) stemt met de zusters in, keurt hun plannen goed en ‘bekrachtigt met apostolische bescherming’ de door Franciscus gegeven levensvorm.[9] Franciscus heeft zich ‘door liefdevolle zorg voor ons bewogen, tegenover ons verplicht om zelf en ook door zijn orde altijd dezelfde nauwgezette zorg en aandacht (curam diligentem et sollicitudinem specialem) te hebben voor ons als voor zijn broeders.’[10] In de forma vivendi die hij geschreven heeft voor de zusters, onderstreept de spirituele vader-moeder immers zijn-haar ‘nauwgezette zorg en bijzondere aandacht’ voor hen.[11] Net als deze ‘steunpilaar, troost en houvast’ zorgen ook zijn broeders voor de zusters.[12] Ten slotte zijn er de vele anderen die de zusters en hun heilige project van radicale armoede ondersteunen, vooral door aalmoezen voor hun noden te sturen.[13]

Zorg verwaarlozen

Clara’s geschriften zijn spirituele documenten, waarbij de Regel meer een juridische spirituele tekst is en de Brieven aan Agnes meer aansporende spirituele teksten zijn.[14] Het Testament is Clara’s ‘verklaring van de essentiële waarden die zij waarnam in het dagelijks leven van San Damiano.’[15] Het is moeilijk te zeggen in hoeverre deze documenten feitelijk good practices in het klooster beschrijven: ze schrijven toch vooral idealen uit haar model voor heilig leven voor.[16] Op basis van alleen deze geschriften kan daarom moeilijk bepaald worden hoe contemplatieve zorg er precies uitzag in de vroege gemeenschap. Zijn Clara’s regels, bemoedigingen, vermaningen, smeekgebeden, aansporingen, waarschuwingen en zegeningen – soms gecombineerd in zulke pregnante uitdrukkingen als ‘vermaan, smeek en spoor ik mijn zusters aan’[17] – niet eerder een teken van wat zij waarneemt als een gebrek aan dergelijke praktijken of als een defect erin? Er zijn twee redenen om dit aan te nemen. De eerste reden is een ethische: deugdzame praktijken in spirituele geschriften zoals deze zijn gewoonlijk blauwdrukken, niet indrukken. Ze tonen een ‘desiderium, een streven naar deugdzaamheid’ dat ‘begrepen moet worden als een reflectie niet van echte morele perfectie maar van een gebrek eraan.’[18] De tweede reden is een psychologische: niemand is in het dagelijks leven voortdurend zorgzaam, te midden van de dagelijke routine van liturgische diensten en huishoudelijke taken steeds gericht op zorgzame aandacht voor God of de medemens of de kosmos. De zusters moeten dus steeds weer eraan herinnerd worden om altijd liefdevol en zorgzaam te zijn. Verwaarlozen moeten ze slechts wereldse zaken, maar dat dan wel – de authentieke vormen van zorg eisen immers alle aandacht op – in alle gevallen.

Zorg voor Christus

De meest omvattende vorm van zorg bij de clarissen is zorg voor Christus. Zorg voor de Heer (voor het ‘allerheiligste en allerliefste kind,’ voor de ‘Bruidegom,’ voor de ‘Zoon van de Allerhoogste,’ voor de ‘Arme Gekruisigde’) krijgt vorm in twee heilige, deugdzame activiteiten die overduidelijk centraal staan in alle zorgaangelegenheden: dienstbaarheid en liefde. Wat betreft het eerste: Clara noemt zich gewoonlijk de onwaardige of onnutte ‘dienares’ of ‘dienstmaagd’ (ancilla; famula) van Christus.[19] In haar Brieven aan Agnes is zij verder heel duidelijk over het belang van het dienen van Jezus Christus voor haar spirituele propositum.[20] In de Regel verbindt ze dienstbaarheid aan de Heer expliciet met haar levenswijze in volledige armoede:

'De zusters mogen zich niets toe-eigenen, geen huis, geen verblijfplaats, helemaal niets. En als pelgrims en vreemdelingen in deze wereld die in armoede en nederigheid de Heer dienen, kunnen zij vol vertrouwen aalmoezen laten vragen.'[21]

Het verband tussen heilige dienstbaarheid en heilige armoede komt op meerdere plaatsen naar voren. Zo spreekt Clara in haar Testament de wens uit dat de zusters haar nu en in de toekomst ‘tot hulp zijn om steeds meer voortgang te maken in de dienst aan God en in het bijzonder de allerheiligste armoede beter te onderhouden.’[22] Verder lezen we hoe bisschop Rainaldo in het voorwoord van de Regel zijn goedkeuring geeft aan de keuze van de zusters om ‘besloten naar het lichaam te wonen en in de allerhoogste armoede dienstbaar te zijn aan de Heer, om vrij naar de geest de Heer te kunnen dienen.’[23]

De tweede vorm van zorg is liefde, in het bijzonder ‘de liefde van het allerheiligste en allerliefste kind.’[24] Zorgen voor Christus betekent dat men zich ‘hecht aan zijn allerzoetste moeder’[25] en dat men Christus ‘draagt’ zoals zij dat heeft gedaan:

'Zoals dus de glorievolle maagd der maagden Hem lichamelijk gedragen heeft, zo kun jij Hem ook altijd zonder enige twijfel geestelijk in een kuis en maagdelijk lichaam dragen door zijn voetstappen te volgen, vooral zijn nederigheid en armoede. Dan omvat je Hem door wie zowel jij als alle dingen omvat worden. Dan bezit je wat je ook vaster zult bezitten dan alle andere voorbijgaande bezittingen van deze wereld.'[26]

Dezelfde liefhebbende zorg komt ook – heel middeleeuws en paradoxaal – tot uitdrukking in termen van het huwelijk: ‘Wanneer u Hem bemint, bent u kuis, wanneer u Hem aanraakt, wordt u zuiverder, wanneer u Hem aanvaardt, bent u maagd.’[27] Deze huwelijkse liefde is rechtstreeks verbonden met de radicale armoede van haar die ‘in deze wereld verachtelijk geworden is voor Hem’ en die ‘verlangt haar Bruidegom na te volgen.’[28] Op meer praktisch (en minder mystiek) niveau is de liefde voor de Heer altijd verbonden met de liefde voor elkaar in het klooster, dus met de wederzijdse caritas in navolging van Christus die blijkt uit daden.[29]

Zorg voor Clara

In haar Brieven aan Agnes vraagt Clara ook om ‘zorg’ voor zichzelf en haar zusters, maar dat slechts bij het stereotiep afscheid nemen (met het woord commendare): ‘mij, uw dienstmaagd, en de andere zusters wilt blijven gedenken in uw allerheiligste gebeden,’ ‘mij met mijn zusters in je vrome gebeden bij de Heer aanbevelen’ en ‘beveel mij en mijn zusters in jullie heilige gebeden aan.’[30] Een vierde verzoek betreft ook haar gedenken (memoriam) zonder de zusters: ‘Blijf aan je kleine arme moeder denken.’[31] Belangrijker is dat zorg bij Clara vooral ‘voortdurend zorg blijven besteden aan’ (‘nooit afwijken van,’ ‘zich verplichten aan,’ ‘houden van,’ ‘denken aan’) haar spirituele levenswijze betekent en daarmee aan de heilige armoede die zij ‘altijd zorgvuldig (sollicita) heeft bewaakt.’[32]

Zorg voor de ziel

In Clara’s geschriften heeft de zorg voor zichzelf geen materiële of psychologische connotaties. Het is geheel en al zorg voor de ziel – zich helemaal richten op de verlossing.[33] Een zelfverzekerde zorgzaamheid en een buitengewone bezorgdheid (‘hecht je daaraan volledig’[34]) omwille van zichzelf – de dingen doen waardoor men echt zijn ziel redt – bestaat in de eerste plaats uit een overtuigd streven naar het heilige leven (voor zichzelf en anderen[35]), dat een focus op deugd en op navolging vereist. Wat het deugdzame leven betreft roept Clara op tot een bepaalde voortreffelijkheid. Zo spoort ze haar zusters aan om arbeid te doen ‘die eerzaam (honestatem) en nuttig is voor de gemeenschap,’[36] wil ze dat ze het goede doen in de Heer en dat ze leven naar de forma vivendi opdat ze ‘anderen een edel voorbeeld nalaten en [voor zichzelf] de prijs van de eeuwige zaligheid verwerven,’[37] roept ze de tot abdis gekozen zuster ertoe op om ‘zich er ook op toe te leggen meer door deugden en heilig gedrag (virtutibus et sanctis moribus) boven de anderen te staan dan door haar ambt,’[38] en moedigt ze Agnes aan om ‘zich mooi te maken met de bloemen en de gewaden van alle deugden.’[39] Op dergelijke wijze verkondigt Clara een ‘begerende bezorgheid’ om het zelfgekozen bestaan in absolute armoede: ‘En draag er altijd zorg voor (sollicitae) te onderhouden wat jullie de Heer hebben beloofd.’[40] Ze herinnert ook Agnes aan haar roeping, inclusief het element erin van keuze (‘Met heel uw ziel en alle genegenheid van uw hart hebt u liever de allerheiligste armoede en lichamelijke ontbering gekozen’[41]), van commitment (‘Houd je houvast vast’[42]), van offer (‘omwille van de liefde van Hem aan wie je je als heilige en welgevallige offergave hebt opgedragen’[43]) en van beloning (‘en de voorspoedige vorderingen waarmee je, begrijp ik, doorzet in de wedloop die je begonnen bent om de hemelse prijs te verwerven’[44]).

Zorg voor elkaar

Alle andere vormen van zorg leiden naar zorg voor elkaar in het klooster.[45] Zorg voor Christus maakt de manier van zorgen voor de ander uit (‘door de liefde van Christus elkaar liefhebben’), zorg voor Clara omvat zorg voor de zusters (‘mij en de andere zusters’) en zorg voor de ziel gaat gepaard met zorg voor de ander (‘minnaressen van jullie eigen ziel en van die van alle andere zusters’). Gemeenschappelijke zorg is bij Clara inderdaad de meest omvattende categorie van zorg. Een hoofdingrediënt ervan is ‘er altijd voor zorgen (sollicitae) om onder elkaar de eenheid van de onderlinge liefde te bewaren.’[46] Iedere zuster moet voor haar zuster een liefhebbende en zorgzame moeder zijn: ‘En als een moeder haar lichamelijk kind liefheeft en voedt, met hoeveel meer liefde moet iemand dan niet haar geestelijke zuster liefhebben en voeden?’[47] Bij wederzijdse liefde omwille van de spirituele eenheid horen ook andere deugden zoals vrijgevigheid,[48] barmhartigheid[49] en nederigheid.[50] En net als bij de zorg voor Christus gaan ook hier liefde en dienstbaarheid samen.[51] Naast de liefhebbende zorg voor elkaar als wezenlijk onderdeel van het goede samenleven zijn er verder nog de specifieke ingrediënten van de zorg van de abdis voor haar zusters. Altijd gericht op het gemeenschappelijk goed (communem utilitatem) en op het kloosterlijke gemeenschapsleven (communitatem), zijn dit vooral bekwaamheid (competentie),[52] troost (consolatie),[53] bescherming (conservatie)[54] en beraad (consultatie).[55] Om de eenheid van de onderlinge liefde en vrede te bewaren (conservandam)[56] moet de abdis, zoals Clara[57] en in feite iedere andere zuster, de dienares (ancilla) van alle zusters zijn.[58]

Zorg voor anderen en zorg voor de schepping

Voor Clara versterken de zorg voor Christus, de zorg voor haarzelf, de zorg voor de ziel en de zorg voor de medezusters elkaar. De zorg voor mensen in de wereld (op de wijze van de broeders) en de zorg voor de schepping (op de wijze van Franciscus) maken geen onderdeel uit van dit samenhangende geheel van gemeenschappelijke zorg. Clara’s totale gebrek aan aandacht voor deze twee categorieën van zorg is niet vreemd: haar spirituele levensmodel van ‘armoede in eenheid’ bestaat uit een inwaarts-gericht contemplatief programma dat zich concentreert op het cultiveren van de gedeelde sociale en spirituele interioriteit van een strikte levenswijze binnen de muren. In haar geschriften vinden we slechts kleine aanwijzingen dat de zusters ook naar buiten gaan, bijvoorbeeld waar gesteld wordt dat ze ‘een nuttige, redelijke, duidelijke en aannemelijke reden’ moeten hebben om het klooster te verlaten.[59] Er staat echter niets concreets over zieken- en armenzorg, laat staan over zielzorg. Datzelfde geldt voor zorg voor de schepping. Het enige waar Clara (die zichzelf wel een plantje noemt[60]) aandacht aan besteedt is een vorm van niet-sacramentele, uiterst kleinschalige landbouw, namelijk het cultiveren van grond ‘als tuin voor hun eigen levensbehoefte’ en daarvan niet meer ‘dan absoluut noodzakelijk’ om er ‘groenten te kweken.’[61] Ook dit gebrek aan aandacht, deze desinteresse, illustreert haar wereldverzakende spiritualiteit.

Conclusie: Clara en zorg

Net als Franciscus[62] gebruikt Clara het woord ‘zorg’ (cura) bijna niet. Waar ze dat wel doet, gebeurt dat in een directe verwijzing naar de woorden van Franciscus. Ten eerste herhaalt ze in haar Testament Franciscus’ belofte aan haar en haar zusters om ‘altijd dezelfde nauwgezette zorg en aandacht te hebben voor ons als voor zijn broeders.’[63] Ten tweede incorporeert ze in haar Regel de forma vivendi die Franciscus geschreven heeft voor de zusters van San Damiano (‘wil en beloof ik, dat ikzelf en mijn broeders, altijd voor jullie – net als voor hen – nauwgezette zorg en bijzondere aandacht zullen hebben’).[64] Ten derde haalt ze in de Regel de waarschuwing van Franciscus (Regel 10,7) over de ‘zorg en beslommering van deze wereld’[65] aan, waardoor ze net als hij cura in de negatieve betekenis van het woord gebruikt. Ondanks dit sporadische gebruik van het woord zelf krijgt haar verbondenheid met Christus en haar zorgzaamheid voor haar vrouwelijke metgezellen vorm in een samenhangende verzameling zorgtaken, zorgpraktijken en zorgdeugden, die zij alle aanbeveelt als noodzakelijke bouwstenen van het contemplatieve leven. Clarijnse zorg is inderdaad een contemplatieve praktijk wanneer een zuster houdt van en zorgt voor ‘haar geestelijke zuster (sororem suam spiritualem)’; wanneer ze haar vergeeft ‘indachtig het woord van de Heer’; wanneer ze haar liefheeft ‘door de liefde van Christus’; wanneer ze een steun is voor de wankele ledematen ‘van zijn onuitsprekelijke Lichaam’; wanneer ze aan haar spirituele moeder denkt terwijl ze ‘in deze beschouwing geplaatst’ is; enzovoort.[66] Omgekeerd is clarijnse contemplatie een zorgzame praktijk wanneer een zuster werkt ‘trouw en toegewijd aan God’; wanneer ze zich ‘volledig hecht’ aan de hoogste armoede; wanneer ze ‘altijd zorg draagt’ voor wat ze de Heer heeft beloofd; wanneer ze sterk is ‘in de heilige dienst die zij begonnen is uit vurig verlangen naar de arme Gekruisigde’; wanneer ze ‘haar voornemen indachtig’ is; enzovoort.[67] Deze focus op zorgzaamheid is bijzonder evident in Clara’s frequente gebruik van woorden als cavere, custodire en sollicitus esse: ‘zij moeten ervoor uitkijken (cavere debent)’; ‘hoed u er zeer voor (custodite vos)’; ‘ik heb altijd zorgvuldig (semper sollicita fui) gewaakt’; ‘zij moeten er zeer zorgvuldig voor oppassen en ervoor zorgen (caveant autem studiosissime)’; enzovoort.[68] Meer dan alle andere aansporingen en impulsen functioneren juist deze hulpvermaningen als een herhaaldelijke herinnering aan de diepgaande spirituele zorggerichtheid van de arme zusters van San Damiano.

Nawoord

De websites van clarissenkloosters vandaag de dag laten zien hoe diepgaand zorgzaam deze vrouwen zijn: voor hun Vader in de hemel, voor hun spirituele moeder, voor de ziel en voor elkaar. Opvallend in de mission statements van de hedendaagse dochters van Clara is dat ze bijna allemaal, geheel afwijkend van Clara’s spirituele programma,[69] de zorg voor mensen in de wereld benadrukken.[70] Contemplatieve zorg voor anderen wordt zeer belangrijk geacht, zoals deze voorbeelden kunnen aantonen: ‘We willen Christus navolgen in verbondenheid met elkaar en allen die bij ons komen, naar het voorbeeld van Clara van Assisi’ (Clarissen van Megen); ‘In onze gemeenschap staat aandachtig leven centraal. Dit willen we vormgeven door eenvoud, vrede en soberheid, in verbondenheid met God en de wereld om ons heen’ (Clarissen van Nijmegen); en ‘We verlangen in stilte te leven om God beter op het spoor te komen, maar we trekken ons niet terug uit de wereld. Integendeel, we houden de geest open en willen dat mensen veraf en dichtbij hier een luisterend oor en een warm hart vinden’ (Clarissen van Stabroek).[71] Verder behelst de kernspiritualiteit van deze moderne communiteiten vaak ook zorg voor de schepping – een andere categorie van zorg die geheel afwezig is in de geschriften van Clara (en in de middeleeuwse mentaliteit in het algemeen), zoals blijkt uit deze voorbeelden: ‘De tuin kent seizoenen, zoals ook ons leven. Wil alles in die tuin tot bloei komen, dan is er aandacht en zorg nodig voor elke plant en boom. Ook de grote tuin rond ons klooster is belangrijk in ons leven’ (Clarissen van Megen); ‘Het is de grote Tuinman die zijn zon, regen en warmte zendt tot bloei en vruchtbaarheid van alles’ (Clarissen van Nijmegen); ‘Een modern, sober gebouw in een oase van groen waar Gods lieve schepping van groen, licht, zon en de stilte de zustergemeenschap begenadigen om als slotzusters optimaal hun contemplatief franciscaans leven te beleven’ (Clarissen van Turnhout).[72] Levend midden tussen de mensen of midden in de natuur (of beide), wat alle zusters gemeenschappelijk lijken te hebben is een leven van zorgzame contemplatie gevuld met contemplatieve zorg.

 

[1] Franciscus, Voorlopige Regel 16,6.

[2] Zie B. Roest, Order and Disorder: The Poor Clares Between Foundation and Reform. The Medieval Franciscans 8 (Leiden & Boston 2013), 15: “[...] sharing as much as possible the early Franciscan ideals of minoritas inspired by the evangelical message [...]. Hence a life of service to others in absolute poverty and humility.”

[3] Zie Regel 10,6 (G.P. Freeman, e.a. (vert.), Clara van Assisi. Geschriften en oudste bronnen (Nijmegen 2015), 168). Zie ook Eerste Brief 22; Eerste Brief 25.

[4] In de geschriften van Clara: de Regel (geschreven mede door Clara), de Zegen, het Testament en de vier Brieven aan Agnes.

[5] De vroege broeders en zusters zorgden ook voor elkaar, hoewel de betrekkingen tussen de twee “orden” al snel bekoelden. Zie bijvoorbeeld L. Knox, Creating Clare of Assisi: Female Franciscan Identities in Later Medieval Italy. The Medieval Franciscans 5 (Leiden & Boston 2008), p. 23: “The stable communal life adopted by the women obviously contrasted with the friars’ mendicancy, but a shared commitment to spiritual minoritas – humility in all things – sustained the close connection between the brothers and sisters.”

[6] Testament 31. Zie ook Testament 58.

[7] Testament 15. Zie ook Testament 6.

[8] Tweede Brief 3.

[9] Regel Pr,1-8.

[10] Testament 29. Zie ook Testament 49.

[11] Regel 6,3-4: “Omdat jullie je op goddelijke ingeving tot dochter en dienares van de allerhoogste, meest verheven Koning, de hemelse Vader, hebben gemaakt en tot bruid van de Heilige Geest door te kiezen om te leven volgens de volmaaktheid van het heilig evangelie, wil en beloof ik, dat ikzelf en mijn broeders, altijd voor jullie – net als voor hen – nauwgezette zorg en bijzondere aandacht (curam diligentem et sollicitudinem specialem) zullen hebben.” Zie ook Regel 6,2.

[12] Testament 38. Hun taak om de zusters zielzorg te verschaffen kent echter een lange geschiedenis van spirituele en juridische spanningen. Zie over het probleem van zielzorg voor de zusters Knox, Creating Clare of Assisi, passim; C.A. Mooney, Clare of Assisi and the Thirteenth-Century Church: Religious Women, Rules, and Resistance (Philadelphia 2016), 67-68, 157-159; Roest, Order and Disorder, 37-74.

[13] Zie bijvoorbeeld Regel 7,4.

[14] Zie over de Regel Mooney, Clare of Assisi, 161-196; B. Roest, “The Rules of Poor Clares and Minoresses”, in K. Pansters (ed.), A Companion to Medieval Rules and Customaries. Brill’s Companions to the Christian Tradition 93 (Leiden & Boston 2020), 315-342. Zie over het Testament en de Zegen, die dezelfde onderwerpen en dezelfde overleveringsgeschiedenis kennen, Mooney, Clare of Assisi, 197-221. Zie over de Brieven aan Agnes Mooney, Clare of Assisi, 89-116; J. Mueller, The Privilege of Poverty: Clare of Assisi, Agnes of Prague, and the Struggle for a Franciscan Rule for Women (University Park 2006).

[15] R.J. Armstrong et al., “The Testament (1247-1253)”, in R.J. Armstrong et al. (trans.), Francis of Assisi: Early Documents 1. The Saint (New York etc. 1999), p. 59.

[16] Daar komt bij dat er nog steeds discussie bestaat over haar auteurschap van de Regel en het Testament, hoewel Clara’s charisma voelbaar is in nagenoeg elke regel.

[17] Regel 2,24.

[18] K. Pansters, Spiritual Morality: The Religious Orders and the Virtues, 1050-1300 (Leuven, onuitgegeven proefschrift 2019), 197.

[19] Regel 1,3. Zie ook Testament 37; Eerste Brief 2; Derde Brief 2; Vierde Brief 2. Zie ook haar naam voor Anges in Tweede Brief 1: “dienares van de Heer der heerscharen.”

[20] Eerste Brief 4; Eerste Brief 13; Eerste Brief 31-32; Derde Brief 41.

[21] Regel 8,1-2.

[22] Testament 51. Zie ook Eerste Brief 26.

[23] Regel Pr,12.

[24] Regel 2,24.

[25] Derde Brief 18.

[26] Derde Brief 24-26. Zie ook Eerste Brief 24.

[27] Eerste Brief 7-8. Zie ook Eerste Brief 24; Tweede Brief 7; Tweede Brief 18.

[28] Tweede Brief 19-20. Zie ook Tweede Brief 4.

[29] Testament 59-60. Zie hieronder (Zorg voor elkaar).

[30] Eerste Brief 33; Tweede Brief 25; Derde Brief 42.

[31] Vierde Brief 33.

[32] Regel 6,10. Zie ook Regel 6,6; Testament 39; Testament 47; Testament 51; Eerste Brief 15.

[33] Regel 8,4-5. Zie ook Vierde Brief 39.

[34] Denk hierbij vooral aan Regel 8,6: “Daarin bestaat juist de verhevenheid van de allerhoogste armoede. Zij heeft jullie, mijn zeer beminde zusters, tot erfgenamen en koninginnen van het rijk der hemelen aangesteld, jullie arm gemaakt aan dingen en met deugden gekroond.”

[35] Zie bijvoorbeeld Zegen 14.

[36] Regel 7,1.

[37] Testament 22-23.

[38] Regel 4,9. Zie ook Testament 61.

[39] Vierde Brief 16-17.

[40] Zegen 15.

[42] Tweede Brief 11.

[43] Tweede Brief 10. Zie ook Tweede Brief 14.

[44] Derde Brief 3. Zie ook Derde Brief 14.

[45] De clarissengemeenschap wortelt zowel in de franciscaanse idee van armoede als in de augustijnse en benedictijnse idee van eenheid. Zie bijvoorbeeld Regel Pr,1.

[46] Regel 10,7.

[47] Regel 8,16. Zie ook Testament 63; Testament 79; Vierde Brief 5; Vierde Brief 37. Uiteraard is de liefhebbende moeder Clara ook een liefhebbende zuster: Tweede Brief 24.

[48] Regel 8,10.

[49] Regel 8,13.

[50] Testament 69.

[51] Vooral bij ziekte: Regel 8,14.

[52] Regel 4,7.

[53] Regel 4,11.

[54] Regel 4,13.

[55] Regel 4,17.

[56] Regel 4,22.

[57] Zie hierboven (Zorg voor Clara).

[58] Regel 10,5.

[59] Regel 2,12. Zie ook Regel 2,15; Regel 3,10; Regel 9,11.

[60] Testament 37; Testament 49; Zegen 6; Regel 1,3.

[61] Regel 6,15; Testament 53.

[62] Zie zijn Brief aan de stadsbestuurders 3; Voorlopige Regel 4,6; Voorlopige Regel 22,20; Voorlopige Regel 22,26; Regel 10,7.

[63] Testament 29.

[64] Regel 6,3-4.

[65] Regel 10,6. Zie ook de geschriften over Clara: Legende van de Maagd Clara 11,19; 16,29; 30,60; 41,9; 42,4; Canonisatiebulle van Clara 13,57; Heiligenleven van Clara Pr,8; 26,13.

[66] Regel 8,16; Regel 9,9; Testament 59; Derde Brief 8; Vierde Brief 33.

[67] Regel 7,1; Regel 8,6; Zegen 15; Eerste Brief 13; Tweede Brief 11.

[68] Regel 3,13; Regel 6,9; Regel 6,10; Regel 11,6.

[69] Bert Roest merkt op dat het werk van de zusters van San Damiano “might have included forms of hospital work” (Roest, Order and Disorder, 228) en dat na een tijd “Poor Clare monasteries became owners of hospitals (exploited indirectly via proctors and a lay staff)” (232).

[70] Opvallend genoeg zijn er tegenwoordig niet alleen “St. Clara van Assisi” kloosters en parochies maar ook “St. Clara van Assisi” peuterspeelzalen en bejaardenoorden.

[71] Zie https://www.clarissenmegen.nl/; https://www.clarissendebron.nl/; https://clarissenstabroek.be/ (alle 28 januari 2021). In dit artikel heb ik niet gekeken naar de diverse “derde orde” takken en congregaties van latere datum die inzet in de wereld tot kerntaak hebben.

[72] Zie https://www.clarissenmegen.nl/; https://www.clarissendebron.nl/; http://www.clarissen.be/page/zusters-clarissen-turnhout (alle 28 januari 2021).