Clara en het algemeen welzijn

Geloof in de tussenruimtes: De heilige Clara en het algemeen welzijn

David B. Couturier, OFM Cap.

Een paar jaar geleden schreef Dr. Serene Jones, een vooraanstaand Amerikaans feministisch theologe en de eerste vrouwelijke president van het Union Theological Seminary in New York, een prachtig theologisch werk over genade in het moderne leven.[1] Opgegroeid in Oklahoma als dochter van een briljant en vermaard theoloog, schrijft ze wat ze zelf een “prairie theologie” noemt, een rustiek-nuchtere, realistische manier om te spreken over genade en zonde. In het slothoofdstuk vertelt ze het verhaal van de relatie tussen haar ouders, niet in de sentimentele tinten van vroomheid, maar in het moeilijke en harde kleurenpalet van pijn en afwijzing.

Na vele jaren van een ogenschijnlijk gelukkig huwelijk en toegewijd kerkbezoek, onthulde de moeder van Dr. Jones hardvochtig dat ze al lange tijd een verhouding had met een familievriend. Ze deed meedogenloos uit de doeken hoe ze nooit echt van haar echtgenoot gehouden had en vervolgde wreed met dagelijks te herhalen hoe teleurgesteld ze was in haar man en hoezeer hun relatie een verspilling was. De onthullingen schokten Serene en haar broers en zussen, en haar vader, die nooit enig vermoeden had gehad van de minachting die de enige liefde van zijn leven voor hem had, was er ondersteboven van. Hij ging door met voor zijn zieke vrouw te zorgen, met dezelfde toewijding die hij altijd had gehad, tot op de dag dat zij haar gekwelde greep op het leven verloor. Ze ging naar haar graf met bitterheid en vergif in haar geest.

Dr. Jones spreekt met inzicht over de reactie van haar vader op de onthulling van zijn vrouw en haar wrede aanvallen, op de briljante wijze waarop alleen een feministisch theoloog kan schrijven:

"Barmhartigheid is het hele proces van permanent vergevingsgezind worden, van leven in een modus van goddelijk weten en presentie. Soms beweegt het leven helaas de andere kant op en draait ons weg van genade, zodat we berooid achterblijven in het troosteloze land van de zonde. Mijn vader leerde deze harde waarheid op tachtigjarige leeftijd kennen, op de dag dat hij hoorde van de ontrouw van mijn moeder. Hij vergaf haar haar leugen en had nooit het gevoel dat zij ervoor gestraft zou moeten worden, noch wenste hij haar kwaad toe. Hij vergaf haar omdat hij leefde met de constante wetenschap van barmhartigheid. Hij wist dat zij een gekwelde vrouw was. Maar hij kon wat zij hem had aangedaan niet verzoenen met zijn bredere visie op God en de uiteindelijke zin van menselijk leven. Het was alsof haar verraad een enorme steen midden in zijn systeem van kernwaarden wierp, die zijn gevoel voor het goddelijke en alle theologische principes die hij voor waar meende te houden, verbrijzelde. Dit aan hem zien gebeuren, deed mij denken aan de patiënten op de eerstehulpafdeling waarmee ik als pastor gewerkt heb. Als iemands wereld met geweld uit elkaar spat door een gebeurtenis die zijn of haar vermogen om er een zin in te ontdekken te buiten gaat – meestal omdat er geen zin is of omdat het niet voorzien of tegengehouden had kunnen worden – lopen gewone gedachtenprocessen vast. Niets is nog zinvol of begrijpelijk. We voelen ons plotseling machteloos, losgekoppeld van anderen en gemakkelijk opgeschrikt door of bang voor de volgende, verwachte klap. Het is een helse plek om vast te zitten.[2]

Serene vervolgt met te beschrijven hoe de ontrouw van haar moeder haar vaders theologische fundament verbrijzelde en hoe zijn desinteresse in het leven in haar hele familie een twijfel ten aanzien van religie teweegbracht. Het hele netwerk van geloof dat hun levens bij elkaar had gehouden raakte los. Serene vertelt ons op briljante wijze waarom:

"Geloof leeft in de tussenruimte van onze relaties, ons bindweefsel. Als dat weefsel scheurt, voelt de hele groep de jaap."[3]

Vandaag wil ik spreken over de tussenruimtes van onze relaties. Wij leven allen in een tijd van ernstige sociale, culturele, politieke en religieuze verstoring. De afgelopen twee jaar hebben wij geleefd in een tijd van afstand bewaren, geïsoleerd van elkaar in onze huizen en soms zelfs in onze eigen kamers, afgesneden van de relaties die ons leven zin geven en ons gemoed ondersteunen. De pandemie heeft nog diepere niveaus van polarisatie, wantrouwen en verdeeldheid onder ons aan het licht gebracht. Al maakten we een opzienbarende doorbraak op wetenschappelijk gebied, de toepassing ervan werd belemmerd door een afbraak van onze nationale geest, ons vertrouwen in de eenheid die ons samenbindt. Zoals David Brooks ons recentelijk in herinnering riep:

"In 2020 verzuimden Amerikanen om sociale afstand te bewaren en zich te laten testen op het coronavirus, en werden getroffen door de hoogste percentages van besmetting en overlijden in de ontwikkelde wereld. Miljoenen mensen besloten dat het dragen van een mondmasker een inbreuk was op hun persoonlijke vrijheid. De Amerikanen zijn altijd een individualistisch volk geweest dat er niet van houdt opgedragen te krijgen wat het moet doen. Maar in tijden van crisis hebben zij in de loop van de geschiedenis wel steeds het vermogen gehad om zich te vormen tot wat Alexis de Tocqueville een “sociaal lichaam” noemt, een coherente gemeenschap die in staat is tot collectief handelen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld, deden miljoenen mensen thuis en in het buitenland dienst om een oorlog ver weg te winnen, waarbij zij reageerden op wervingsposters met teksten als “Ik wil jou” en “Allen Amerikanen.” Dat fundamentele aanvoelen een volk te zijn, deel uit te maken van een gemeenschappelijke onderneming met een gedeelde bestemming, is precies wat vandaag de dag ontbreekt."[4]

Iets in de tussenruimte van onze sociale relaties, iets in het bindweefsel van wat ons als volk bijeenhoudt, is gescheurd. De gevolgen zijn gevaarlijk en plagen ons nationale karakter. De bestorming van het Amerikaanse Capitool door MAGA aanhangers, blanke nationalisten en racisten getuigt van de kwetsbare staat waarin onze cultuur zich bevindt.

Opnieuw, zoals David Brooks schreef: “Sociaal vertrouwen is een maatstaf van de morele kwaliteit van een samenleving – van of de mensen en instellingen ervan betrouwbaar zijn, of zij hun beloften nakomen en het algemeen welzijn nastreven.” Hij vervolgt met te suggereren: “Als mensen binnen een kerk geloof of vertrouwen in God verliezen, stort de kerk in. Als mensen binnen een samenleving geloof of vertrouwen in hun instellingen en in elkaar verliezen, stort de natie in.”[5] Een recente studie van onderzoeksbureau Pew wees uit dat Amerikanen hun vertrouwen in instellingen aan het verliezen zijn; hun vertrouwen in elkaar kalft af.[6]

Een internationale denktank, More in Common, gaf in mei 2021 een rapport uit dat de niveaus van vertrouwen en wantrouwen in Amerika in kaart bracht. Hun samenvatting is schokkend:

"Iedere democratie stoelt op een bepaald drempelniveau van vertrouwen onder haar burgers en in haar centrale instellingen van regering, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Momenteel beantwoorden de Verenigde Staten echter niet aan dat ideaal. Volgens het onderzoek van More in Common, gelooft minder dan een op de vier Amerikanen dat de nationale regering, Amerikaanse bedrijven en nationale media eerlijk zijn. Dit wantrouwen blijft ook niet beperkt tot instellingen: minder dan twee op de vijf Amerikanen heeft het gevoel dat “de meeste mensen te vertrouwen zijn.”"[7]

We zouden graag willen geloven dat de instorting van sociaal vertrouwen onder ons tijdelijk is en dat ons wantrouwen zal vervliegen en verdwijnen zodra de pandemie voorbij is. In een stuk in The Antlantic afgelopen juni zei George Packer echter dat de pandemie Amerika niet gebroken heeft, maar heeft onthuld wat al gebroken was:

"Toen het virus hier kwam, trof het een land aan met ernstige onderliggende kwalen, en het buitte die meedogenloos uit. Chronische ziektes – een corrupte politieke klasse, een door sclerose aangetaste bureaucratie, een harteloze economie, verdeelde en afgeleide mensen – waren jarenlang onbehandeld gebleven. We hadden geleerd om met de symptomen te leven, hoe ongemakkelijk ook."[8]

Wat afkalft, is het gevoel van onderling sociaal vertrouwen. Onze politiek is hopeloos gepolariseerd en verlamd geraakt, terwijl we “cultuuroorlogen” aanstoken en de opkomst van autoritaire regimes negeren, zelfs in landen die ooit gedemocratiseerd waren. We kijken toe terwijl apartheidsregimes van de harde lijn en door de staat gesteunde genocide toenemen, raciale aanvallen oplaaien en de kloof tussen de weinige bevoorrechten en de armlastige velen in de wereld steeds dieper wordt.

Wat verloren raakt, is het gevoel voor het “algemeen welzijn.” Filosofieën van individualisme, autonomie en vrije keuze hebben een sociaal goed vervangen dat alle persoonlijke bezit coördineert en ons de kans zou geven een samenleving op te bouwen waarin alle stemmen gehoord en alle rechten beschermd worden. We hebben het vertrouwen verloren dat zulk een ideaal zelfs maar mogelijk is of de moeite waard om na te streven. In plaats daarvan hebben we alle handelingen gereduceerd tot een strijd tussen persoonlijke belangen waar enkel machtsdynamieken hoogtij vieren. Iedere mening wordt verdacht van een verlangen om te beheersen of te ontnemen. Bemiddeling gaat nooit om een hoger of transcendenter sociaal goed. Het is enkel een utilitair tellen van stemmen en hoofden, waarbij er slechts twee onvermijdelijke keuzes zijn: winnaars en verliezers. We zijn teruggekeerd naar de pessimistische antropologie van Thomas Hobbes, dat wij onvermijdelijk leven in een “oorlog van allen tegen allen.”

Wij moeten iets nieuws doen, iets dat radicaler is dan ons decennialange benadrukken van onafhankelijkheid, autonomie, zelfverwerkelijking en persoonlijke keuze. We moeten nadenken over het algemeen welzijn van ons allen. We moeten ons niet zozeer bezinnen op de ruimte waar ieder van ons vrij kan zijn en zichzelf open en eerlijk kan uiten. We moeten ons bewust zijn van en aandacht besteden aan het bindweefsel dat ons met elkaar verbindt, niet alleen hier tijdens dit kapittel, niet alleen hier en tussen Amerika, Brazilië en Jamaica. Maar hier in het grote web van de relaties die wij hebben met een mondiale wereld.

Het zal niet gemakkelijk zijn. Wij leven in een sterk racistisch gekleurde maatschappij, waarin iemands huidskleur en haarstructuur nog steeds bepalend zijn voor sociale vooruitgang, toegang tot hoger onderwijs, niveaus van medische zorg, veiligheid op onze straten en werkgelegenheid. We leven, ondanks onze gekoesterde en sentimentele lofzangen op democratie en gelijkheid, nog steeds in een sterk op klasse gebaseerde maatschappij, waar inkomensongelijkheid toeneemt, armoede verergert en de Amerikaanse middenklassen en arbeidersklassen vandaag de dag minder vermogend zijn dan ze twintig of dertig jaar geleden waren. Allemaal omdat de rijke klasse de politieke macht in handen heeft en nu in staat is te knoeien met kiesdistricten, rechtbanken met valse stemmen te vullen en stemrecht te beperken om haar doelen te bereiken.

Wij zijn hier vandaag omdat wij willen spreken en handelen vanuit geloof. Wij weten dat alleen de kracht van het geloof de oplossing kan bieden voor het sociale wantrouwen dat ons teistert. Alleen geloof kan de politieke wil bieden om bij te dragen aan sociaal welzijn en alleen geloof kan de bekering van verbeelding en wereldbeeld in ons ontwikkelen die nodig is om een algemeen welzijn op te bouwen dat duurzaam en rechtvaardig is.[9]

Vandaag wil ik wat tijd besteden aan het vertellen over een andere vrouwelijke theoloog, de eerste franciscaanse vrouw, Clara van Assisi. Ik wil met u haar visie op en praktijk van het algemeen welzijn bespreken. Ik ben ervan overtuigd dat dit een aanbod is dat de nood van onze hedendaagse, gepolariseerde wereld kan lenigen. Het daagt ons uit in de manier waarop wij ons spirituele en sociale leven vormgeven. Het vereist een bekering van onze verbeelding en ons wereldbeeld, het moeilijkste aspect van bekering om te volbrengen.

Clara en haar bekering van verbeelding

Terwijl Franciscus deel uitmaakte van de koopmans- of werkende klasse van Assisi, groeide Clara op met de status en privileges van de hogere stand als lid van de adel van Assisi. Ze leidde een leven dat beschermd, gecontroleerd, onderschikt en beheerst werd door de mannen van haar familie. Tenminste, tot op de dag dat zij besloot te ontsnappen en haar bevoorrechte levensstijl prijs te geven om, op de leeftijd van achttien jaar, de eerste vrouw te worden binnen de franciscaanse beweging, gebonden door een gelofte van absolute armoede en vastbesloten om er een even strenge en vrijgevige levensstijl op na te houden als Franciscus, die twaalf jaar ouder was dan zij.

Midden in de nacht van Palmzondag glipt ze weg en gaat door de “dodenpoort” (de poort van het kasteel die alleen gebruikt werd om dode lichamen naar buiten te brengen en als een vluchtroute in tijden van maatschappelijke onrust). Ze voegt zich bij Franciscus, ontvangt de tonsuur, legt haar status als edelvrouw af en wordt een openbare penitent, naar het model van Franciscus en zijn eerste broeders.

Clara onttrok zich aan het huiselijke en beschermde leven dat de adel van haar eiste. Ze weigerde zich te houden aan het script voor vrouwen in de middeleeuwen, dat vereiste dat vrouwen vertegenwoordigd, thuisgehouden en vergezeld werden. Ze wees de gendernormen af die haar een gearrangeerd huwelijk oplegden. Ze verkocht haar bruidsschat en haar erfenis. Zo bevrijdde zij zichzelf om de algehele vrijheid op te nemen van absolute armoede.

Al de zevenentwintig jaren die Clara Franciscus overleefde, ontgroeide ze nooit de gedachtenis aan hem, noch gaf ze het gevecht op om een strenge en arme gemeenschap te vormen, zoals die welke door Franciscus gesticht werd toen hij de franciscaanse beweging begon. Ze zag zichzelf en haar zusters als gelijkwaardige leden van de eerste orde en van de oorspronkelijke franciscaanse beweging. Aan het einde van haar leven ging ze in hongerstaking om haar absolute armoede te verdedigen, maar ook om de toegang van haar zusters tot de broeders van de eerste orde te verzekeren.

Het canoniek recht werd zodanig geïnterpreteerd dat het de toegang van de mindere zusters tot de broeders beperkt zou hebben. Dit was voor Clara ondenkbaar. Hoe konden zusters leven zonder hun broeders; hoe konden de broeders overleven in gemeenschap zonder hun zusters? We moeten ons in herinnering roepen dat Clara tegen deze tijd al tientallen jaren had geleefd binnen de spiritualiteit van Franciscus’ “kosmische orde” die mindere zusters en broeders behelsde, broeder zon en zuster maan, met moeder/zuster aarde. Een wereld waarin broeder zon weigert om zuster maan te erkennen en in harmonie met haar samen te werken was ondenkbaar. Ook kon Clara zich geen voorstelling maken van een franciscaanse beweging waarin tussen zusters en broeders de toegang tot elkaar werd afgewezen, veronachtzaamd of canoniek beëindigd. Haar hongerstaking was een krachtige en uiterst vrouwelijke manier voor haar om de franciscaanse beweging te herwinnen als een biseksuele realiteit, een gelijkwaardigheid, met behoud van onderscheid van gender, tussen vrouwen en mannen.

Clara’s radicale moed en slimheid in haar gebruik van haar lichaam als middel om weerstand te bieden, is duidelijk zichtbaar. Net zoals Franciscus, die zijn lichaam regelmatig gebruikte als een belangrijk symbool van krachtige dogmatische claims (bijvoorbeeld naakt staan op het stadsplein, in de sneeuw en op zijn sterfbed)[10], zo gebruikte Clara haar eigen lichaam om de Kerk zo te beschamen, dat zij het radicale karakter van de navolging voor vrouwen wel moest erkennen en respecteren.

Aan het eind van haar leven zal zij weigeren om te eten totdat de paus haar verzekert dat haar zusters de armoede even absoluut en volledig mogen beleven als de mannen dat doen en dat haar zusters gelijke en onbeperkte toegang zullen hebben tot de broeders, naar haar eigen oordeel en niet afhankelijk van de toestemming van een of andere mannelijke kardinaal-protector. Het was slechts enkele dagen voor haar sterven dat de paus aan Clara en haar zusters het “privilege van de armoede” verleende. Dit was een nog verbazingwekkendere prestatie. Iets uitvoeriger zou het ook het “privilege van wederzijdse liefde en het algemeen welzijn” genoemd kunnen worden.

Clara en het algemeen welzijn

Het zou verkeerd zijn en ook nogal reductionistisch om Clara’s nadruk op armoede enkel in ascetische termen te interpreteren. Ze begrijpt en waardeert duidelijk de voordelen van boetedoening, maar armoede dient een hoger doel. Het is de verzekering van het relationele leven dat zij en haar zusters willen leven. Het is de garantie van de “wederzijdse liefde” waarrond alles wat zij doen en bidden cirkelt.[11] Clara wijst de machtsdynamiek van haar tijd af, die mensen onderverdeelt naar de klasse waarin zij geboren zijn en waartoe zij voor de rest van hun leven veroordeeld waren. In het Assisi van haar tijd is er geen opwaartse mobiliteit zoals wij die kennen. Er zijn alleen hiërarchische ordeningen, vooraf vastgestelde privileges en gegarandeerde toegang tot macht en positie voor de weinigen die “naar Gods wil” de goederen van de aarde beërven. Alleen de majores hebben het gegarandeerde eerste recht op de goederen van de wereld en derhalve moeten alle anderen hun gunsten afsmeken, om hun steun verzoeken en aan hen de van Godswege beschikte eerbied betonen waarop zij geloven recht te hebben.

Het leven van mindere-zijn (minoritas) dat Franciscus en Clara leiden, laat dit alles links liggen. Clara ziet in de wereld een hoger principe aan het werk: “de liefde die God voor ons heeft.” Het is de relationele liefde die bestaat binnen God als Vader, Zoon en Heilige Geest en die in en voor ons wordt uitgestort als energie en voorbeeld. Voor Clara is de praktijk van “wederzijdse liefde” richtsnoer voor haar dienstwerk als leider van de gemeenschap.[12]

Hoewel belast met de titel “abdis,” brengt Clara die titel nooit op de traditionele manier in praktijk. Als een abdis in zekere zin een “eerste onder gelijken” is, dan brengt Clara’s begrip van mindere-zijn haar ertoe zich als de “laatste onder de minsten” te beschouwen. Het is vanuit die positie van nederigheid, onbaatzuchtigheid en bescheidenheid dat Clara de zusters dient door hun handen en voeten te wassen, beslissingen te nemen voor het gezamenlijke leven en samen te bidden en te werken. Wederzijdse liefde kent geen spoor van overheersen of ontnemen.[13] Het doel van alle gesprekken in de gemeenschap is niet om enkel een consensus van de wil te bereiken, of een of ander globaal buigpunt van individuele belangen. Het eindpunt is het “algemeen welzijn,” de dynamische vorm die gemeenschapsleven levendig en inspirerend maakt, inclusief en bevestigend.[14] Wederzijdse liefde is het algemene goed dat alle persoonlijke belangen en individuele integriteit doet gedijen voor ieder en voor allen.

De vrijheid om wederzijdse liefde te leven

Een van de vrijheden die Clara binnen de franciscaanse beweging zoekt, is die om boven alles een intentioneel leven na te streven.[15] Ze zoekt een leven te leiden dat ze zelf ontworpen heeft, de doelen van haar eigen evangelische overtuigingen nastrevend. Haar hele adolescentie heeft ze geleefd naar de bevelen van cultuur en conventie. Ze heeft gedaan wat van haar gevraagd werd als een goede, gelovig christelijke edelvrouw. Ze wil meer, niet in weerwil van of in verzet tegen de Kerk, maar diep binnenin die Kerk. Ze is niet van plan om het geloof achter te laten om haar dromen na te jagen. Haar dromen liggen juist diep binnenin de Kerk, omdat ze diepgaand en glashelder gericht zijn op Christus. Ze zijn zo diep, dat zelfs de mannen en vrouwen van haar tijd hun bron niet herkennen. Het zal tijd vragen voordat de mensen en priesters van haar tijd begrijpen of beseffen hoe Clara’s voornemens een nieuw spiritueel charisma vormen binnen de Kerk. Haar droom kent een diepe resonantie met de mystieke tradities binnen de Eucharistische theologie.[16] Al vanaf een zeer jonge leeftijd heeft Clara inzichten in de communie. Deze zullen in navolgende generaties vruchten dragen.

Clara zoekt dus een intentioneel leven te leiden van mededogen en een vrouwelijke vorm van wederzijdse liefde. De vormen van religieus leven in haar tijd zijn gericht op de doelen van hiërarchie, de scheiding van de machten, van controle over passies en een soepel verloop van de gewoontes van een religieuze levenswijze. “Goede religieuzen” leven volgens de wetten van religieuze welvoeglijkheid en vinden Gods wil precies en ondubbelzinnig in de gehoorzaamheid aan de bevelen van een religieuze overste.

Clara zoekt iets anders. Zij wil Gods wil vinden in wederkerigheid en wederzijdse afhankelijkheid. Ze gelooft met overtuiging dat Gods wil precies in het bindweefsel tussen ons gevonden moet worden.

Mensen die lijden aan reumatoïde artritis (R.A.) kunnen ons wat dit betreft een belangrijke les leren. R.A. is in de grond een ontsteking van het bindweefsel dat gewrichten aan elkaar verbindt en de werking van vingers en tenen en alle bewegingen mogelijk maakt waardoor wij kunnen lopen.[17] Met de tijd raakt het weefsel steeds meer ontstoken, waarna het weg begint te slijten en aftakelt, totdat bot tegen bot schuurt, waardoor soepelheid en beweeglijkheid vernietigd worden en enorme pijn veroorzaakt wordt. Met R.A. functioneren onze gewrichten niet meer goed samen.

Ik zou dit beeld willen gebruiken voor onze hedendaagse situatie in de maatschappij en de kerk. Het bindweefsel dat ons in de maatschappij en in de kerk met elkaar verbindt, is weg aan het slijten. De pijn die wij ervaren heeft niet zozeer te maken met dogma en leer als met het bindweefsel tussen ons, in de tussenruimtes die ons onze soepelheid en beweeglijkheid geven en het vermogen om doelmatig en hartstochtelijk te handelen.

Vandaag de dag hebben we religieuze vrouwen en mannen nodig die het belang van het bindweefsel in het Lichaam van Christus waarderen, meer nog, er geestdriftig voor zijn. Wij hebben ogen en oren om de vreugden, angsten, dromen en hoop van deze tijd te zien en te horen, en toch zijn we belemmerd in ons vermogen om soepel en beweeglijk te handelen, omdat bot nu tegen bot schuurt, gewricht tegen gewricht. Wij hebben vrouwen en mannen nodig die bereid zijn het bindweefsel tussen ons allen te herstellen.

Het is genoeg geweest met de bisschoppen van de “cultuuroorlog” van de afgelopen decennia, die lijken te houden van het geluid van bot tegen bot! Genoeg met die religieuze vrouwen en mannen wier stem in de Kerk alleen die is van protest en provocatie. Als een ontsteking aanhoudt, tast die de beweeglijkheid en flexibiliteit aan die het volk van God nodig heeft om te reageren op veranderingen in een tijd van extreme versnellingen.[18]

De identiteitspolitiek van de jaren 1980 en 1990 en de reacties daarop in de eerste decennia van het derde millennium hebben ons regeervermogen gefnuikt en verlamd.[19] Opstand is de tragische consequentie van de vervreemding en isolatie die door individuele belangen en een agressieve, concurrerende economie gecreëerd worden.

De vergelijkbare uitoefening van identiteitspolitiek in de kerk heeft geleid tot ketterij-waakhonden, militante kerkelijke groeperingen, liturgische politie, de inzet van de communie als wapen[20] en een steeds dieper gevoel van vervreemding en isolatie in wat “de gemeenschap van de Beminde” hoort te zijn.[21] Als gevolg hiervan lijken ook wij, als kerk, verzwakt in ons vermogen om te reageren op de ethische uitdagingen van vandaag, waaronder de ecologische achteruitgang van de planeet, de gevaarlijke opkomst van geweld en terrorisme, de enorme toename van extreme armoede, vooral onder vrouwen en kinderen, en de algemeen groeiende “globalisering van onverschilligheid” ten opzichte van het leven zelf.[22]

Wij hebben specialisten nodig die hartstocht hebben voor het bindweefsel van de Kerk en die toegewijd zijn aan de genezing daarvan, waar en wanneer het ontstoken raakt of afkalft. Het is niet meer afdoende om het gelijk aan je eigen kant te hebben in een kwestie. Dogmatische zekerheid, of het nu links is of rechts, is niet wat we vandaag nodig hebben. We moeten de beslistheid van onze persoonlijke dogma’s loslaten, alsook de veiligheid van onze private ruimtes en autonome keuzes. Het is niet genoeg om binnen het veilige kader van het tolerantie-denken te blijven, dat een eind maakt aan dialoog en discussie als iedere persoon zijn of haar maximale niveau van autonomie en keuzevrijheid bereikt heeft. De scherpe geluiden van bot dat tegen bot schuurt verdragen, zolang iedereen maar oprecht is in haar persoonlijke overtuiging, is nog altijd pijnlijk en verlammend.

We moeten houden van onze tussentijden en -ruimtes en er hartstochtelijk voor zijn. We moeten ons op een steeds dieper niveau verzamelen. We moeten benoemen wat ons verbindt, niet alleen in theorie maar ook in echte praktijk. We zouden die rituelen, gebeurtenissen en gewone gebaren die ons met elkaar verbinden moeten behoeden en koesteren. We moeten anderen helpen om te leren hoe ze datgene wat hen verbindt in hun families, buurten, kerk en wereld kunnen koesteren en verdiepen. Dit is een grootse en tijdige profetische onderneming: de tussenruimtes genezen die ontstoken zijn door de spanningen van een steeds agressiever en isolerender tijdperk.

Clara en het herstel van ons bindweefsel

Clara kende de spanningen en moeilijkheden van haar gewelddadige en hebzuchtige tijdperk. Ze was zich ervan bewust hoezeer haar wereld getraumatiseerd was door de eindeloze oorlogen die de adel opzetten tegen de kooplui en de armen isoleerden in ellende en ziekte. In haar klooster van San Damiano ontwikkelde zij een methode en een spirituele praktijk om ontstoken bindweefsel te herstellen.

Jean Molesky-Poz toont iets wat zij Clara’s “praxis van presentie” noemt, de weg die leidt van een cultuur van isolatie en eigenbelang naar een cultuur van wederzijdse liefde en algemeen welzijn.[23] Met behulp van de Brieven van Clara aan Agnes haalt zijn vier stappen naar wederzijdse liefde naar voren. Ik zal hier gebruik van maken, maar op haar analyse voortborduren en een theorie ontwikkelen van stadia die leiden naar het herstel van het bindweefsel in onze gemeenschappen.

Allereerst moeten wij de uniciteit van ons eigen leven bekijken en aanschouwen, met een bijzondere aandacht voor al onze relaties, al onze sociale en religieuze banden. De Schrift vertelt ons dat wij zijn “geweven in de schoot van onze moeder” (Psalm 139). Vanaf het eerste moment van ons bestaan zijn wij verbonden met anderen. We moeten al diegenen met wie wij verbonden zijn bekijken en beschouwen, allen die ons gemaakt hebben en nog steeds maken tot wie wij zijn in de wereld. Ik bedoel niet alleen de voor de hand liggende vrienden en verwanten, maar ook het grote web van gewone vrouwen en mannen die ons te eten geven, voeden, troosten, uitdagen, onderwijzen, steunen en dragen. Ik denk aan hen die zorgen dat er voedsel in onze voorraadkasten komt, recepten in onze medicijnkastjes, brandstof in onze auto’s, licht op onze bureaus, water in onze kranen en woorden in onze oren. Stap de kathedraal van je leven binnen en kijk naar al deze mensen, bekend en onbekend, die je van je geboorte af hebben gedragen. Kijk naar hen. Aanschouw hen. Waardeer wat zij voor jou doen, hoe ze je steunen en dragen, vandaag en ieder moment van je leven.

Ten tweede, overweeg dat dit dragende gezelschap dieper en breder is dan je je ooit hebt voorgesteld. Het wordt niet slechts gevormd door vrienden, buren, bekenden, klasgenoten en groepen. Je hoort bij en bent verbonden met een universele broederschap die alle schepselen op aarde, in de lucht en onder de golven omvat. Je bent verwant aan en verbonden met iedere soort op de planeet, iedere vogel in de lucht en iedere vis in de zee rekent op jou en wacht totdat jij ook hen zult erkennen en beminnen. Je deelt in de innerlijke opbouw van de verste planeten en miljarden sterren doorheen de onvoorstelbare uitgestrektheid van het universum. Je bent niet alleen. Je bent niet geïsoleerd. Je moet nog tot inzicht komen in de lengte, hoogte of diepte van jouw banden in de geschapen wereld.

In zijn encycliek Laudato Si was Paus Franciscus welsprekend en indringend in zijn nadruk op de noodzaak de broederschap te overwegen die alle schepselen van de aarde met elkaar delen.[24] We moeten deze grote zuster- en broederschap overwegen en erkennen, waarbij we niet alleen hun bestaan op de planeet onder ogen zien, maar ook hun recht aanvaarden om op hun eigen manier God te loven en Gods wil te volbrengen, zonder gevaar te lopen van de kant van de mensheid. De sociale leer van de Kerk smeekt ons nu om te overwegen wat onze zuster- en broederschap met hen betekent en van ons vraagt.[25]

Overwegen brengt in ons een nieuwe betekenis, doelstelling en intentionaliteit teweeg, dat wij moeder aarde niet benaderen om haar te plunderen en winst uit haar te slaan, maar allereerst om diepgaand, nauwgezet en respectvol naar haar te luisteren in al haar spreekwijzen. Wij zullen aandachtig luisteren naar het koor van vogels dat ’s ochtends Gods lof zingt en we zullen het grote werk aanschouwen dat van vroeg tot laat door al Gods schepselen voltrokken wordt. Overwegen betekent gaan zien hoe al Gods schepselen God dienen en ons ondersteunen in de nederigheid en schoonheid die God aan ieder van hen gegeven heeft.

Ten derde roept Clara ons op de liefde te beschouwen die de onderliggende energie en de verbindende kracht vormt die alle schepselen met elkaar verbindt. Dit is een stap die nog verder gaat dan overwegen. Het is de ontzagwekkende bewustwording, zoals Dante het zegt aan het eind van Il Paradiso, dat het “Liefde is die de Zon en de andere sterren beweegt.” (Canto XXXiii, 145.) Dit is een diepgaande bewustwording – dat aan de wortel van alles wat ons verbindt en alles wat wij delen geen vage principes of abstracte wetenschappelijke formules liggen. Kijken en overwegen brengen ons tot het overweldigende besef en de nederige erkenning dat het Liefde is die ons verbindt en aan elkaar stikt. Het Boek van de Schepping spreekt tot ons en bevestigt dat wat de schade aan onze politieke, sociale en religieuze gemeenschappen zal genezen niets anders is dan vrijgevige en ontvangende liefde. We moeten de energie van de liefde tussen de schepselen de kans geven ons te verzoenen met, opnieuw te verbinden met en te her-inneren aan alle delen van onze menselijkheid en alle delen van de geschapen wereld, vooral die delen die wij veronachtzaamd hebben of waar wij ons aan hebben onttrokken.

Ten slotte vraagt Clara ons om ons gemeenschappelijk huis te herstellen. Het is een hedendaags cliché geworden dat de hiërarchie Clara dwong tot een schadelijke beslotenheid. Sommigen suggereren dat ze nooit een contemplatief leven heeft willen leiden en slechts met tegenzin aanvaardde wat men haar opdrong. Een dergelijke indruk heb ik helemaal niet van Clara.

Zij lijkt zich er nooit om bekommerd te hebben dat ze niet “op straat” was, of betrokken in apostolaat in parochies of wereldwijd. Ze wist wat ze wilde en ze bouwde haar leven op met moed, overtuiging en zelfvertrouwen, op basis van de ontwerpen van haar diepe, profetische geest. Ze bouwde een gemeenschappelijk thuis op en herstelde de isolatie en vervreemding die haar zusters in hun eigen conventionele levens ervaren hadden. Ze deed dit door nauwgezet en met hartstocht de bindweefsels te verzorgen die de zusters met elkaar verbonden.

Vele jaren geleden leerde Edward Coughlin OFM ons hoe Clara een gemeenschap opbouwde rond een intentionele, wederzijdse liefde.[26] Zij deed dit op vier manieren. Ze respecteerde haar zusters en betoonde hen diepe warmte, genegenheid en zorg op de gewone en buitengewone momenten van hun samenleven. Ze was verantwoordelijk voor en legde rekenschap af aan haar zusters. Ze stond nooit los, boven of apart van haar zusters. Ze was voor hen altijd aanwezig. Bovendien was Clara bereid om voor hen te veranderen, steeds nederiger, vriendelijker, attenter en meedogender te worden.

Conclusie

Vijf jaar geleden smeekte Paus Franciscus de wereld om niet alleen een “voorkeursoptie” te hebben voor de armen, maar ook voor de planeet, omdat beiden nu misbruikt, gemarginaliseerd en buitengesloten worden omwille van onmiddellijke winst en economische groei op de korte termijn. Hij herinnerde ons eraan dat we terug moeten vinden wat we aan het verliezen zijn: onze verbindingen met ons “gemeenschappelijk huis.”

De paus heeft herhaaldelijk onze aandacht gevestigd op wat we gemeenschappelijk hebben en houden. Hij heeft ons opgeroepen om aandacht te besteden aan het bindweefsel tussen ons, om voorbij onze filosofische en theologische obsessie te komen met onze individuele rechten, onze particuliere belangen en onze autonome keuzes. Hij vraagt ons voorbij een ideologie te gaan die simpelweg individuele rechten gedoogt, maar het algemene goed negeert. Hij roept ons op ons begrip van diversiteit te verdiepen en verbreden.

Diversiteit is meer dan een optelsom van verschillen. De paus suggereert dat diversiteit alleen mogelijk is, wanneer er een ecosysteem is dat verschillende soorten naast elkaar laat bestaan, met elkaar laat reageren, samenwerken en deelnemen aan de wereld, in de schoonheid en complexiteit van hun verschillen. Anders gezegd: ‘hacceitas’ zonder fraternitas is leeg.

Wij zijn geroepen tot iets radicaal nieuws, een aandacht voor dat wat bindt en versterkt, want ons als volk, als gemeenschap en als planeet ondersteunt en draagt.

Clara van Assisi maakte van San Damiano meer dan een klooster. Ze maakte er een gemeenschappelijk huis van, waar kinderen om genezing kwamen en pelgrims aankwamen om te bidden, waar kardinalen raad zochten en melaatsen om genade smeekten. Clara bouwde een gemeenschappelijk huis, waar er geen vreemdelingen waren, geen ongelijkheid op grond van status of klasse. Er was enkel wederzijdse liefde en een algemeen welzijn, ontwikkeld in contemplatief gebed en beschermd door absolute armoede, omdat Clara wist dat het de liefde was die de zon en de andere sterren bewoog.

___________________

Lezing voor de Zusters Franciscanessen van Allegany op hun Generaal Kapittel op 25 juli 2021.

David B. Couturier, OFM. Cap., is directeur van het Franciscan Institute, hoogleraar theologie en franciscaanse studies en directeur van universitaire planning aan St. Bonaventure University in Olean, New York. Opgeleid in de klinische psychologie, pastorale counseling, sociale analyse en organisatie ontwikkeling, verkent hij het snijpunt van franciscaanse studies en de psychologie van het leven in organisaties.

--------------------

[1] Serene Jones, Call it Grace (New York: Viking, 2019).

[2] Serene Jones, Call it Grace, 295-296.

[3] Serene Jones, Call it Grace, 297.

[4] David Brooks, “Our Pathetic Herd Immunity Failure,” New York Times (6 mei 2021).

[5] Brooks, 2021.

[6] Lee Rainie, Scott Keener, and Andrew Perrin, “Trust and Distrust in America,” (22 juli 2019), op: pewresearch.org/politics/2019/07/22/trust-and-distrust-in-America/.

[7] More in Common, Two Stories of Distrust in America, mic_two-stories-of-distrust at: moreincommon.com/our-work/publications/.

[8] George Packer, “We are living in a Failed State,” The Atlantic (juni 2020).

[9] Lisa Cahill omschrijft deze drie vereisten van politieke wil, bekering van verbeelding en constructieve daadkracht als de noodzakelijke ingrediënten van het algemeen welzijn. Lisa Sowle Cahill, “Social Justice and the Common Good: Improving the Catholic Social Teaching Framework,” Journal of Moral Theology, Vol 1 Issue CTEWC Series 1 (19 mei 2021), 106-118 op: https://jmt.scholasticahq.com/article/24217.

[10] Marco Bartoli, Francis’ Nudity. Gilberto Cavazos-Gonzalez, trans. (St. Bonaventure, NY: Franciscan Institute Publications, 2021).

[11] Jean Molesky-Poz. “Saint Clare of Assisi: May you Go Forward Securely,” Journal of World Christianity 7:1 (2017) 9-27.

[12] Voor een bespreking van Clara’s vorm van leiderschap, zie: Mareike Gerundt en Markus Wrode, “How Clare of Assisi Guided Her Sisters, Impulses for Today’s Leadership Context,” Religions 9: 11 (2018), doi:10.3390/rel9110347, geraadpleegd op: www.mdpi.com/journal/religions.

[13] Voor definities van Clara’s begrip van wederzijdse liefde, zie: Margaret Carney, “Clare’s Incarnation of Mutual Charity,” in The First Franciscan Woman: Clare of Assisi and her Form of Life (Quincy, IL: Franciscan Herald Press, 1993), 139-172.

[14] Lisa Sowle Cahill, “Social Justice and the Common Good: Improving the Catholic Social Teaching Framework,” Journal of Moral Theology, Vol 1 Issue CTEWC Series 1 (19 mei 2021), 106-118 op: https://jmt.scholasticahq.com/article/24217.

[15] David B. Couturier, “The Seven Freedoms of Saint Clare and the Transformative Power of Women in Health Care Today,” Franciscan Connections 69:1 (2019), 15-22.

[16] Voor een overzicht van de spiritualiteit van Clara, zie het uitgebreide oeuvre van Joan Mueller, OSC: A Companion to Clare of Assisi: Life, Writings, and Spirituality (Brill, 2010); The Privilege of Poverty: Clare of Assisi, Agnes of Prague, and the Struggle for a Franciscan Rule for Women (Pennsylvania State University Press, 2006); Clare of Assisi: The Letters to Agnes (The Liturgical Press, 2003); en Clare’s Letters to Agnes: Texts and Sources (The Franciscan Institute, 2001); voor een begrip van de gebruiken (en misbruiken) van Clara’s Eucharistische theologie in de loop van het post-Tridentijnse tijdperk, zie: Nirit Ben-Debby, “St. Clare Expelling the Saracens from Assisi: Religious Confrontation in Word and Image,” The Sixteenth Century Journal , 43:2 (najaar 2012), 643-665.

[17] Voor een beknopte analyse van de tekenen, symptomen en behandeling van reumatoïde artritis, zie: “Rheumatoid Arthritis,” op: https://www.mayoclinic.org/diseases-conditions/rheumatoid-arthritis/symptoms-causes/syc-20353648

[18] John P.Kotter et al., Change: How Organizations Achieve Hard-to-Imagine Results in Uncertain and Volatile Times (New York: Wiley, 2021).

[19] Anne Applebaum, The Twilight of Democracy: The Seductive Lure of Authoritarianism (New York: Doubleday, 2020).

[20] “De Eucharistie mag nooit tot een instrument gemaakt worden van een politiek doel, hoe belangrijk ook,” zei bisschop Robert McElroy van San Diego op 5 mei in een essay op de website van America magazine, zie: Robert McElroy. “The Eucharist is Being Weaponized,” op: https://www.americamagazine.org/faith/2021/05/05/joe-biden-communion-eucharistic-exclusion-abortion-us-bishops-240596.

[21] Brandon McGinley, “The Rise of Identity Catholicism,” Washington Post (October 12, 2020), https://www.washingtonpost.com/opinions/2020/10/12/catholic-identity-politics-supreme-court-congress/; James Kalb, “Identity Politics and Church Teaching,” Crisis Magazine (October 4, 2017): https://www.crisismagazine.com/2017/identity-politics-church-teaching.

[22] David B. Couturier, “The Globalization of Indifference,” Franciscan Connections: The Cord 65:1 (2015), 14-19.

[23] Jean Molesky-Poz, “Saint Clare of Assisi: ‘May You Go Forward Securely.’” The Journal of World Christianity 7:1 (2017) 9-27.

[24] Franciscus, 2015. Encycliek Laudato si' van Paus Franciscus: https://www.vatican.va/content/francesco/en/encyclicals/documents/papa-francesco_20150524_enciclica-laudato-si.html.

[25] David B. Couturier, “The Theology of Risk in Laudato Si: An Ecological Formation,” Educatio Catholica (2020), 37-52.

[26] F. Edward Coughlin, “Clare of Assisi: A Paradigm of Building Partnership,” in Clare of Assisi: A Medieval and Modern Woman, Clarefest Selected Papers, ed. Ingrid Peterson, OSF, Clare Centenary Series, vol 8 (St. Bonaventure, NY: Franciscan Institute Publications, 1996), 203-217.