Een lange weg, een spannend beginsel

Angela Holleboom, “Een lange weg, een spannend beginsel”, Franciscaans Leven 2 (2022).

Verschenen in Franciscaans Leven

Op 10 augustus 2021, op de vooravond van het feest van de Heilige Clara, organiseerden de clarissen in de kerk van de minderbroeders in Megen een symposium bij gelegenheid van hun 300-jarige aanwezigheid in Megen en hun 550-jarig bestaan als gemeenschap. De abdis Angela Holleboom opende dit symposium met een lezing, die hier integraal is weergegeven.

Wij zijn hier bijeen in de kerk van de minderbroeders, een kerk die de sporen draagt van een volgehouden apostolaat. Misschien hebt u zich bij binnenkomst al afgevraagd hoe de predikant in de preekstoel kan komen? We zien geen – meestal mooi bewerkt - wenteltrapje naar boven de stoel in. Degene die deze preekstoel bestijgt, kan dat alleen doen vanuit de kloostergang van de broeders. Er zit wel een  groot klankbord boven de kuip, er waren blijkbaar veel toehoorders die bereikt moesten worden. En kijk eens naar de biechtstoelen, die zitten bijna weggedrukt tegen de muur en nemen daarom weinig plaats in. Ook heeft deze kerk geen pilaren die ruimte innemen. Heel het bouwsel is erop gericht zoveel mogelijk vloeroppervlakte beschikbaar te houden voor een grote toevloed van gelovigen. Broeder Kees Bak noemde deze kerk vaak een ‘schaapskooi’.

De minderbroeders zijn naar Megen gekomen na hun vertrek uit Den Bosch. Tot 1629 stond Den Bosch nog onder Spaans gezag, maar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden wist de stad in 1629 na een  beleg van vijf maanden te veroveren. Op 14 september gaf Den Bosch zich gewonnen. Na de inname werd het katholicisme verboden en verlieten met het Spaanse garnizoen, de geestelijkheid en veel andere katholieke inwoners de stad.

Ook de franciscanen moesten daarom in 1629 noodgedwongen uit Den Bosch vertrekken, maar al in 1645 keerden zij naar hun oude buurt terug om hun pastorale werkzaamheden zoveel mogelijk te hervatten. Daartoe zochten zij hun toevlucht hier in het vrije graafschap Megen, waar zij het katholieke geloof in vrijheid konden beleven, verkondigen en vieren. Dit minderbroeders-klooster hoort net als ons clarissenklooster en het voormalige Kapucijnerklooster in Velp bij de zogenaamde refugie-kloosters (toevlucht-kloosters) die in Noord-Oost Brabant een snoer vormen langs de Zuidoever van de Maas.Veel katholieke gelovigen van over de Maas kwamen naar Megen voor de katholieke eredienst. Vandaar de grote toevloed. Ook trokken er broeders vanuit Megen andersom de Maas over om vermomd als marskramer met een grote ‘kist koopwaar’, die in werkelijkheid een reisaltaar was, in protestants gebied ter plekke de mis te vieren.

Clarissen gaan vaak daar waar franciscanen zijn. Wij volgden de Franciscanen naar Megen in 1721, dit jaar precies 300 jaar geleden.

Onze Boxtelse tijd

Maar onze wortels gaan verder terug dan 1721, ze reiken tot 14 oktober 1471 in Boxtel, dit jaar precies 550 jaar geleden. Omdat over de afgelopen 300 jaar in Megen toegankelijke informatie voorhanden is, bijvoorbeeld bij het Toeristisch Informatiecentrum hier in Megen, ga ik nu vooral in op onze Boxtelse tijd. In de laatste decennia van de 14e eeuw was het kloosterleven erg populair geworden bij vrouwen in de steden. Liever dan aan te kloppen bij de bestaande kloosters begonnen zij informele gemeenschappen, zoals die van de Zusters van het Gemene Leven in de geest van de Moderne Devotie. Ze leefden en baden samen in gewone huizen en werkten voor de kost. Hun levenswijze was niet totaal van de wereld afgesloten, maar wel intensiever dan die van de vrouwen in de al bestaande begijnhoven. Weldra ging de roep om geloften en een kerkelijk erkende orderegel klinken, zowel vanuit de kerk als vanuit deze vrouwengemeenschappen zelf. Ze ‘verkloosterden’ in hoog tempo en het overgrote deel nam een ‘derde orderegel’ aan, die van Augustinus of, nog vaker, die van Franciscus. In deze context begon onze gemeenschap op 14 oktober 1471 als tertiarissenklooster in de derde orde van de heilige Franciscus. Op 28 januari 1504 al gaf paus Julius II toestemming om over te gaan naar de orde van de heilige Clara, maar vanwege verzet van enkele zusters gebeurde dat pas in 1513. Ook deze ontwikkeling naar een ‘striktere observantie’ paste in het tijdsbeeld. Veel meer derde ordehuizen probeerden over te gaan naar een contemplatieve, als strenger beleefde levenswijze. Het was de tijd van de observantie. In 1513 werden ons klooster, de abdis en haar zusters dan ook onder de vicarissen van de Keulse Observanten geplaatst.

Maar er gebeurt nog iets anders in 1513: de overgang naar de orde van de heilige Clara werd geregeld volgens de bepalingen van paus Urbanus IV. Vanaf dat moment waren wij dus wel clarissen, maar clarissen-urbanisten. Dat zijn (ze bestaan nog steeds) clarissen die de Regel van paus Urbanus IV uit 1263 volgen, afgekondigd slechts tien jaar na de dood van Clara in 1253. En dat terwijl in de Regel van Urbanus twee kroonjuwelen van Clara worden losgelaten: de allerhoogste armoede en de onlosmakelijke band met de minderbroeders. Als clarissen-urbanisten mochten wij bezit en vaste inkomsten verwerven. In de volksmond kregen wij de naam ‘rijke claren’, ter onderscheiding van de clarissen-coletinen die de hervorming van de heilige Coleta volgden en ‘arme claren’ genoemd werden. Hiermee waren wij als clarissen-urbanisten ver verwijderd geraakt van de Regel van Clara zelf. Daar kom ik zo op terug.

In Boxtel maakten we het een en ander mee. In 1540 werd het klooster geteisterd door een brand.  Kerk en klooster werden verwoest, alleen het washok en een klein kippenhok bleven gespaard. Met hulp van de inwoners van Boxtel werd hun klooster voldoende hersteld om er weer te kunnen wonen, maar nauwelijks drie jaar later, in 1543, roofden de soldaten van Maarten van Rossum alles wat uit het vuur gered was. Rond 1580 vluchtten de zusters uit Boxtel naar Den Bosch, waar ze tot juli 1611 verbleven. Daarna konden zij dankzij de rust  van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) naar Boxtel terugkeren. In 1648 werden de meeste kloosters in de Meierij van Den Bosch gesloten, maar onze zusters kregen van de Staten-Generaal toestemming om in Boxtel te blijven  op voorwaarde dat het klooster zou worden opgeheven na het overlijden van de laatste zuster. Ze mochten dus wel blijven, maar geen nieuwelingen meer aannemen. Een sterfhuisconstructie, maar de zusters verzonnen een list om toch nieuwe zusters te kunnen aannemen: die gingen door voor dienstmeisjes.  Het zou nog tot 1717 duren dat het bevel kwam, dat de zusters hun klooster definitief moesten verlaten.  Na een kort intermezzo in het clarissenklooster te Hoogstraten vestigden ze zich in 1721 in het vrije graafschap Megen, op de plaats van het in 1581 afgebrande kasteel van de graaf van Megen, op loopafstand van onze broeders.

Van clarissen-urbanisten naar clarissen

Ook onze Megense tijd was en is bewogen. Ook hier in Megen werden we bestormd, eind september 1794 trapten Franse soldaten de poort in. Dankzij de hulp van een buurman die aan de achterkant van het klooster een ladder over de gracht legde, hadden we een vluchtweg. Gelukkig konden de zusters al snel naar huis terugkeren. Maar de tijden bleven onrustig. In 1814 vaardigde Napoleon voor de kloosters het decreet van suppressie uit, met het verbod om nieuwe zusters aan te nemen. Willem I bevestigde dit later. Weer werd ons een sterfhuisconstructie opgelegd. De zusters mochten kiezen tussen terugkeren naar hun geboorteplaats met een toelage van de staat of op eigen kosten in het klooster blijven. De zusters bleven en ook zij namen in het geheim toch nieuwe zusters aan. Na zijn troonsbestijging in 1840 hief koning Willem II de suppressie op en konden de kloosters weer in vrijheid nieuwe leden aannemen. Een grote groep zusters werd vervolgens tegelijkertijd geprofest. Maar de angst zat er toch wel in en de zusters keken uit naar een toevluchtsoord voor geval van nood. In 1876 werd daarom het kasteel van Ammerzoden aangekocht en 12 zusters begonnen daar een nieuwe stichting. Er werden beloftes uitgewisseld tussen Megen en Ammerzoden dat de zusters elkaar zo nodig zouden opvangen in tijden van gevaar. In 1934 vertrok op verzoek van de provinciaal een groep zusters uit Ammerzoden (4) en Megen (6) per boot naar Java om er een klooster te stichten en met hun gebed het apostolaat van de Nederlandse Franciscanen daar te ondersteunen.

In 1953 vierde de orde het 700ste sterfjaar van de heilige Clara. Dat gaf aanleiding tot verdieping en bezinning en een van de vruchten van dit eeuwfeest was, dat onze communiteit in plaats van de Regel van Urbanus IV in 1954 de Regel van Clara zelf aannam, op één zuster na. Die Regel gaat terug op een Leefmodel dat Franciscus zelf in het begin aan Clara en haar eerste zusters gegeven heeft.

De Regel van Clara

Dit Leefmodel dat Franciscus aan Clara en haar zusters gaf, staat aan de basis van onze levenswijze. Het is de oerregel van onze orde. Clara heeft dit Leefmodel voor het nageslacht bewaard door het op te nemen in haar eigen Regel, een document waaraan zij decennia lang gewerkt heeft en dat in 1253 kerkelijk goedgekeurd wordt. Zo is Clara de eerste vrouw in onze kerk die een eigen Regel goedgekeurd heeft gekregen en het treft me vaak hoe dichtbij zij daarin is. Ze is een van onze zusters en schrijft van binnenuit voor haar gemeenschap. Zij neemt het Leefmodel dat Franciscus haar gaf, op in het hart van haar Regel, in een hoofdstuk waarin zij – heel vreemd voor een Regel – herinneringen ophaalt. De rode draad in die herinneringen is Franciscus en zijn betekenis voor haar gemeenschap, in hun begintijd en in alle jaren daarna tot aan zijn dood. Clara laat niet na om te beklemtonen dat Franciscus altijd op haar en haar gemeenschap betrokken was geweest. Het Leefmodel stamt uit de begintijd, vlak na Franciscus’ bekering, zegt Clara. Het is opvallend dat Franciscus eerst heel goed toetst of Clara en haar eerste zusters, veelal afkomstig uit gegoede families, dat armoedige leven in San Damiano wel aankunnen. Kunnen ze het hebben dat ze zelf de handen uit de mouwen moeten steken en dat ze om hun armoede worden uitgelachen, gekleineerd, veracht?  Kiezen ze echt voor een leven als armen in het voetspoor van de arme Christus, doen ze wat Jezus antwoordde op de vraag van de rijke jongeling: ‘als je volmaakt wil zijn, ga verkopen wat je bezit en geef het aan de armen. En kom dan terug om Mij te volgen?’ Want dat is de evangelische toetssteen die Franciscus ook hanteert voor nieuwe broeders. En hij is niet mis, als hij merkt dat een nieuwe broeder dit woord niet echt heeft opgevolgd, maar zijn bezit heeft uitgedeeld aan bijvoorbeeld goede vrienden en relaties. Zo’n broeder vliegt zonder pardon de broederschap weer uit. Pas als Franciscus geconstateerd heeft dat Clara en haar zusters echt voor dit leven kiezen, geeft hij hun het Leefmodel.

Het bijzondere van dit Leefmodel is dat het helemaal geen regels bevat voor de zusters. Franciscus legt de zusters geen enkele regel op. De tekst is twee verzen lang – of beter gezegd kort - en Franciscus begint in het eerste vers met de bevestiging van wat hij serieus onderzocht en geconstateerd heeft: dat Clara en haar zusters inderdaad op goddelijke ingeving – dat is: geïnspireerd door Gods Geest – ervoor kiezen om arm te leven omwille van de arme Christus. Dat, aldus Franciscus, verbindt hen als dochters en dienaressen met de hemelse Vader, dat maakt hen tot bruiden van de Heilige Geest en tot navolgers en zusters van de Zoon. Dit vers is als het ware een gelukwens, een beaming, een benoeming en bevestiging van de Godverbondenheid die Franciscus bij Clara en haar zusters gezien en ervaren heeft.

Daarna het tweede vers, waarin Franciscus vervolgt: ‘omdat dat zo is, daarom wil en beloof ik, dat ikzelf en mijn broeders, altijd voor jullie – net als voor hen - nauwgezette zorg en bijzondere aandacht zullen hebben.’ Met andere woorden, Franciscus schrijft geen regels voor aan de zusters, maar wel aan zijn broeders. En dat laatste omdat hij ziet en constateert dat de zusters  delen in de evangelische geest en levenswijze van zijn broeders.

Een korte Regel, een levenslang programma

Deze oer-regel is zo kort en beantwoordt zo allerminst aan wat wij van een Regel verwachten, dat men meestal aanneemt dat Clara slechts een voor haar essentieel fragment citeert en dat het Leefmodel oorspronkelijk uitgebreider was. Maar laten we niet uitgaan van onze eigen ideeën, laten we de voorkeur geven aan de moeilijker lezing; laten we ervan uitgaan dat deze twee verzen inderdaad het Leefmodel vormen dat Franciscus in het begin aan Clara en haar zusters meegaf. Dan wordt het heel spannend! Immers, al kunnen Clara en haar zusters aan op de blijvende zorg en aandacht van Franciscus en zijn broeders, er is intern nog niets geregeld. En we zien in de praktijk ook dat de Regels van Franciscus en Clara zich in de loop van hun leven ontwikkeld hebben, beide Regels komen tenslotte uit op 12 hoofdstukken. Maar deze twee verzen vormen de oerregel, het model van het begin waarin de kern van ons leven verwoord wordt; een model waarnaar wij altijd kunnen terugkeren als teveel regels en mores zijn aangekoekt. Dit is het begin. Dit is het in principe. Clara zelf omschrijft dat principe in datzelfde Regelhoofdstuk als leven in boetvaardigheid. Zij is naar het voorbeeld en de leer van Franciscus gaan leven in boetvaardigheid. Boeten is herstellen, de vissers die hun netten boeten na de vangst, repareren de scheuren en gaten weer voor de volgende visvangst. Boeten, leven in boetvaardigheid is niet allereerst jezelf boetedoeningen opleggen, het is allereerst eropuit zijn te gaan leven in de juiste houding en verhoudingen.  Clara en haar zusters kiezen voor een leven in relatie. Met een door God verlicht hart, op ingeving van Gods Geest, als dochters van de hemelse Vader en als zusters van zijn mens geworden Zoon. En daarmee komen alle schepselen binnen. Niets van wat God schept valt buiten zijn liefde; de arme Gekruisigde strekt zijn armen uit naar Oost en West, wereldwijd; en de Geest waait waar Hij wil. Clara heeft de deur van haar adellijke afkomst en rijkdom achter zich dicht gedaan en leeft 42 jaar lang met haar zusters in het armoedige, kleine en al snel overbevolkte kloostertje van San Damiano. Een besloten leven, maar in principe komt heel de wereld binnen en zijn zij in liefde verbonden met elkaar, met de broeders, met de stad Assisi en haar inwoners en met alle schepselen van God.

Zo eenvoudig. Zo alles vragend. Zo intens gelukkig makend. Zo heilzaam voor velen. Wij mogen blij zijn dat wij in de loop van de 483 (!) jaar na het goede begin in 1471 uiteindelijk in 1954 toch zijn uitgekomen bij de Regel van Clara zelf. Ik bid en hoop van harte dat wij, zusters en broeders, groeien in het liefdevolle charisma waarin zij ons fier en opgewekt voorgaat.

Zuster Angela Holleboom osc, Klooster Sint-Josephsberg, Clarastraat 2, 5366 AK Megen, is abdis van de clarissen in Megen. E-mail: abdismegenosc@live.nl